Oplichting is een vorm van bedrog, een misdrijf waarbij de dader een ander ontdoet van geld of van waardevolle goederen (artikel 326 van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht). Het is een groot risico voor veel mensen, maar de vindingrijkheid waarmee oplichters vaak te werk gaan, wekt bij sommigen ook bewondering.
Oplichting is een strafbaar feit, terwijl het civiele recht mogelijkheden kent om rechtshandelingen die door middel van dwaling, misbruik van omstandigheden of bedrog tot stand gekomen zijn te vernietigen. In de praktijk is de vogel meestal al gevlogen als het zo ver komt, met medeneming van de buit. Soms loopt een oplichter tegen de lamp, maar in de meeste gevallen is zijn buit al “verdwenen”.
Etymologie
Overigens is dit delict niet te verwarren met het nagenoeg gelijknamig delict dat in vroeger tijden opligting heette en ook wel (eveneens met een term waarvan inmiddels de betekenis is veranderd) vervoering werd genoemd, en waarmee werd bedoeld de daad van eigenrichting waarbij iemand tegen diens wil uit een woning werd weggevoerd (vergelijk de hedendaagse term “van bed lichten”) – datgene wat thans oplichting heet, heette destijds opligterij. Deze verandering van betekenis vond plaats in de loop van de 19de eeuw.
De oplichter en het slachtoffer
Een oplichter kan gebruikmaken van verschillende menselijke zwakheden. Dit kunnen slechte eigenschappen zijn als ijdelheid, oneerlijkheid, slordigheid of hebzucht. Het plan kan echter ook gebruikmaken van eigenschappen als eerlijkheid, goedgelovigheid, medelijden, onwetendheid, eenzaamheid of verliefdheid. Ook maakt een oplichter vaak gebruik van ‘zwakke plekken’ in een organisatie. Creatieve personen met minder zakelijke kwaliteiten die geneigd zijn alle zakelijk gerelateerde werkzaamheden uit te besteden zijn een dankbaar doelwit voor een oplichter.
Intelligentie heeft hier vrijwel niets mee te maken. Twijfel wordt door de oplichter weggewuifd en door het slachtoffer zelf achteraf weggeredeneerd. Sommige slachtoffers blijven geloven in de droom die hen door de oplichter is voorgespiegeld, ook tegen beter weten in. Soms gelooft zelfs de oplichter (ten dele) in zijn eigen verhalen, zoals bij de geestesziekte pseudologia fantastica. Charles Ponzi geloofde bijvoorbeeld dat zijn Ponzifraude slechts een tijdelijke oplossing was, en dat hij uiteindelijk met een mega-investering al het geld voor zijn investeerders zou terugverdienen. Veel gezondheidsfraudeurs vergoelijken hun daden op een vergelijkbare manier: ‘Eens zal hun revolutionaire behandelmethode aanslaan en zal de medische stand hen erkennen’. Hoewel het de meeste oplichters uiteraard puur om financieel voordeel te doen is, kan een pseudologia fantastica-patiënt extra overtuigend overkomen, nou juist omdat hij in zijn eigen fantasie gelooft.
De oplichter is meestal sociaal vaardig, heeft zijn plan al van tevoren bedacht, en vaak ook tientallen tot honderden keren uitgevoerd. Meestal wordt gebruikgemaakt van snelheid en psychologische druk, zodat het slachtoffer niet de kans krijgt na te denken of adequaat te reageren. Het slachtoffer krijgt deze kans maar een keer in zijn leven, het is nu of nooit en er moet dus direct een beslissing genomen worden. In de meeste oplichtingsplannen is snelheid cruciaal.
Soms maken oplichters gebruik van “lokvogels”: handlangers die zich als “neutrale derden” voordoen. Op deze manier worden de slachtoffers ervan overtuigd dat ze er echt baat bij hebben met de oplichter in zee te gaan. Op bijeenkomsten voor het werven van nieuwe deelnemers voor piramidespelen kunnen zich bijvoorbeeld handlangers in het publiek bevinden die de mensen vertellen dat ‘zoveel verdiend hebben’. Zij zullen dan ook de eersten zijn die weigeraars tot ‘losers’ bestempelen. Hierbij wordt tevens gebruikgemaakt van massapsychologie: in de groep ontstaat een zekere groepsdruk om mee te doen.
Een ander drukmiddel is het isoleren van het slachtoffer door hem naar een besloten bijeenkomst, een kroeg, bar of andere gelegenheid te lokken. Hier kan het slachtoffer onder druk worden gezet door bijvoorbeeld psychologische druk of intimidatie met behulp van handlangers. Ook kan men het slachtoffer drogeren of overhalen veel te drinken zodat weerstand wordt verminderd.
Van groepsdruk kan ook gebruikgemaakt worden bij penetratie van vrienden- en kennissennetwerken. Hierin ligt een deel van de kracht van het piramidespel: de deelnemer wordt er door een kennis,(goede) vriend of familielid bij betrokken. Als die goede vriend ook meedoet, wordt sneller verondersteld ‘dat het wel goed zal zitten’.
Enkele voorbeelden van oplichting;
- Flessentrekkerij
- Piramidespelen en andere word-snel-rijk-schema’s
- Werkfraude en thuiswerkfraude
- Malafide incasso
- Malafide huwelijksplanners/ modellenbureau’s/ kredietverlening
- Valse schade claimen
- Pigeon drop
- Churning
- Advanced fee fraud (Nigeriaanse oplichting)
- Hustling
Nederlandse Wet | ||
---|---|---|
Wet(boek): Strafrecht | Artikel: 326 | Omschrijving: Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van enig goed, tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer, tot het aangaan van een schuld of tot het tenietdoen van een inschuld, wordt, als schuldig aan oplichting, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vijfde categorie. |
Nederlandse Wet | ||
---|---|---|
Wet(boek): Strafrecht BES | Artikel: 339 lid 1 | Omschrijving: Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordeelen, hetzij door het aannemen van een valsche naam of van een valsche hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van eenig goed of tot het aangaan van eene schuld of het tenietdoen van eene inschuld, wordt, als schuldig aan oplichting, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren. |